Interview: "Slechte adem is nog altijd taboe"

Een slechte adem is nog altijd een taboe en krijgt meestal niet voldoende aandacht van mondzorgverleners. Dat moet anders, vindt hoogleraar orale diagnostiek Marja Laine. Zij richt zich met name op ademgeur en mondvloeistoffen. Op de ACTA runt zij een halitose-spreekuur, doet ze onderzoek en geeft ze onderwijs aan studenten tandheelkunde. “Bij familie aan tafel krijg ik wel eens de vraag of hun adem slecht ruikt.”

Uw onderzoeksgebied richt zich in het bijzonder op ademgeur, waarom is dit zo belangrijk?

“Een slechte adem wordt nog altijd als een taboe beschouwd, terwijl het bij veel mensen voorkomt. Niet alleen bij oudere mensen in verzorgingstehuizen, maar ook bij jongeren of bijvoorbeeld topsporters. Daarnaast is er behoefte aan onderwijs en onderzoek op dit vakgebied; ademgeur wordt nog niet consequent meegenomen bij de eerste behandeling bij mondzorgverleners.”

Wat is de oorzaak van een slechte adem?

“In de meeste gevallen: tongbeslag en (vergevorderde) tandvleesontsteking, maar ook een droge mond. Wanneer je bijvoorbeeld ’s ochtends wakker wordt heb je vaak een slechtere adem, omdat je in je slaap weinig of geen speeksel aanmaakt. Het is waar dat hoe ouder je wordt des te meer kans je hebt op het ontwikkelen van problemen met de ademgeur. Een droge mond is een veelvoorkomende bijwerking van medicatie die ouderen vaker nodig hebben.”

Krijgt u in uw privéleven wel eens “ruikverzoeken”?

“Als ik over mijn werk praat, maakt het mensen vaak onzeker. Het heeft duidelijk een psychologisch effect. Aan tafel krijg ik dan wel eens de vraag of iemand een slechte ademgeur heeft. Over onderscheid te kunnen maken tussen verbeelde slechte adem en halitose geven we ook onderwijs. Er zijn bijvoorbeeld patiënten die denken een ernstige mate van slechte ademgeur te hebben, terwijl dat niet zo is. Dat moet je dan signaleren en er in meest ernstige gevallen in combinatie met een psycholoog een behandeling voor opstellen.”

Heeft u nog dromen voor het vakgebied?

“Mijn doel is bekendheid creëren en daarmee zorgen dat mondgeur integraal meegenomen wordt in tandheelkundige en mondheelkundige zorg; dan kunnen we heel veel voor mensen met ademgeurproblemen betekenen. Ik blijf onderzoeken hoe we deze mensen best kunnen diagnosticeren en behandelen. Momenteel is dat een combinatie van uiteraard goede mondverzorging, maar ook met hulpmiddelen zoals een mondwater. Uiteindelijk hoop ik dat alle mensen met slechte ademgeur geholpen kunnen worden.”